Botter| 12-December-2019
De Botter is een oud Nederlands type vissersvaartuig met een plat tot licht V-vormig vlak, met een net uitspringende kiel en hoekige kimmen die overgaan in bol naar buiten lopende zijden, waarvan het boeisel boven hetberghout naar binnen valt (invalling). Botters visten voornamelijk op de voormalige Zuiderzee maar werden ook gebruikt voor de kustvisserij op de Noordzee. Het type is ontstaan in de 2e helft van de 18e eeuw. Er is verwantschap aanwijsbaar met de oudere tochtschuit en het waterschip. Constructieve bijzonderheden
Voor het bouwen van de botter werd voor de romp voornamelijk gebruik gemaakt van eikenhout. De plecht was over het algemeen van grenen omdat dat minder glad is als het nat wordt. Rondhouten zoals de mast, de giek en ook de vaarbomen waren van naald- of essenhout. Blokken waren over het algemeen ook van essenhout. De zeilen waren van katoen of vlas en het touwwerk van hennep of manilla. Onderhoud van het hout werd gedaan met harpuis (Een mengsel van gekookte lijnolie, hars en zwavel), lijnolie en, voornamelijk onder water, teer. De zeilen en touwen werden getaand. Botters hebben een hoge kop waarmee de zee gekeerd wordt en waardoor er in het vooronder leef- en opslagruimte ontstaat. Het achterschip is zeer laag om het vistuig makkelijk te kunnen hanteren. In het achterschip bevind zich de typerende 'bun'. Die bestaat uit drie met water gevulde ruimen die onder water, aan de zijkant worden afgedekt door de geperforeerde 'kaarplaten,' zodat het buitenwater er vrij doorheen kan stromen. In de bun kon de vangst dagenlang levend worden bewaard. De ruimen zijn via de trog van bovenaf bereikbaar. De zwaarden zijn typische smalle zeezwaarden, met vleugelprofiel. De tuigage bestaat uit een massieve steekmast zonder zijverstaging, zodat vistuig makkelijker te hanteren is. Bij licht weer konden een kluiver en aap als bijzeilen worden toegevoegd. Opvallend is de zeer grote fok, die nodig was om de netten te slepen, maar moeilijk te hanteren bij overstag gaan. BemanningBij het oorspronkelijke gebruik in de visserij bestond de bemanning uit 2 tot 4 personen, afhankelijk van de visserijmethode. Deze werden aangeduid als schipper en knecht(en), wat tevens de basis was van de sociale klasse-indeling in veel visserijgemeenschappen. Bij het tegenwoordige recreatieve gebruik loopt de bemanning bij wedstrijden vaak op tot 6-8 mensen, om vlotte manoeuvres en zeilwisselingen te kunnen waarborgen. Veel botters worden ook verhuurd aan passagiers, doorgaans met schipper en een knecht. Het aantal passagiers is wegens wettelijke beperkingen gelimiteerd tot 12. Ondertypes
Koopbotters waren sneller gebouwd dan een normale botter: een iets smaller achterschip. Ook waren ze iets langer en voerden een grotere tuigage. Alles met doel de haring zo snel mogelijk naar bestemming te kunnen brengen. BotterbehoudNa de afsluiting van de Zuiderzee zijn er nagenoeg geen nieuwe botters meer gebouwd. Hout en zeiltuig werden verdrongen door ijzer en motoren. Vandaag de dag worden er toch nog enkele tientallen botters door liefhebbers in de vaart gehouden. Zij zijn verenigd in de Vereniging Botterbehoud. Binnen de vereniging wordt bij het restaureren en onderhouden van de schepen gestreefd naar maximale originaliteit in bouwmethodes en materiaalgebruik. De naam Peter Dorleijn is onlosmakelijk verbonden met de botterwereld, dankzij zijn minutieuze vastlegging in woord en beeld van de geschiedenis van de Zuiderzeevisserij (serie "Van Gaand en Staand Want") en het scheepstype ("34 voet in de kiel"). |